zondag 21 september 2008

Teneergeslagen zomersproeten

Watervallen van scherpgepunt degengekletter
Klatertranen uit waterkranen
Marktkramen in de regen
Voeten soppen in open schoenen
Roodverbrande huid met grote waterblazen
Zwarte strepen op de wangen van het schoolmeisje
Donkere kamers waar het licht ternauwernood naar binnendringt
Het wordt later maar de zon wil niet te water
Zomerschijn vervliegt
Het herfstte al die tijd

Een wildvreemde gaf mij vandaag de schuld van de regen
Iemand moet het zijn
Dan mij dus aangewezen
‘Makkelijk slachtoffer toch?’
waren zijn woorden

Hoe wist deze mij volstrekt onbekende man
Dat ik zoëven de voltallige mensheid
Mezelf incluis
Weer eens naar de verdommenis had gewenst?

Ik boog mijn hoofd en knikte
Mijn schuld
Dat lijkt me duidelijk
Het spijt me

woensdag 3 september 2008

Een oude man knielt neer bij het lijk van een jonge man

Met lage stem, wijs maar stamelend:

Als ik koning van dit land zou zijn
Zou je geen angst meer kennen
Je hart zou nooit meer donker zijn
Je zou nooit meer wanhopen

Mijn leven zou ik aan je wijden
Mijn ziel voor je verkopen
Mijn huid afleggen
Om jouw wonden te bedekken
Mijn hart aan je verliezen

Ik hou van je
Met elke gedachte, met al mijn gedachten
Met elk woord dat ik spreek, dat ik zing
Met elke ademtocht

Als ik vorst was in dit land
Zou je geen eenzaamheid kennen
Ik zou je warm houden
Ik zou mijn hart aan je verliezen
Mijn leven zou ik geven
De wereld voor je vangen
En bewaren in mijn handen
Ik zou mijn ziel verkopen

Ik bewaar je
In mijn hart en mijn gedachten
Je zou geen duisternis meer kennen
Ik bedek je wonden met mijn huid
Ik was voor je gestorven
Dat had ik gedaan
Als ik heerser was in deze wereld
In jouw wereld
En de mijne
Dan had ik dat gedaan