zondag 28 december 2008

Het was eens kerst

Kerst is een groot feest dat er gevreten moet worden en liters slagroom gedronken. We luisteren slechte muziek en brullen dat het prachtig is. Er zijn kaarsen en sterren en er wordt gepraat over dingen. Hans heeft een bobbel in zijn pik bijvoorbeeld en Truus heeft nu een wijf, met een huis in Almere.

We dansen een beetje in de huiskamer en we zingen

Kleine man, als je bij mijn zijde blijft, dan weet ik dat ik voor niemand hoef te schuilen.
Zie nu hoe je loopt te rennen kom en pak mijn hand ik ben bij je. Kijk hoe je loopt te zingen kom maar bij me ik hoor je heus.
Kleine man, begrijp maar dat ik weet dat er een dag komt dat we de zon zullen vangen.


Of ik zing dat en de rest zingt over hun hart met kerst vorig jaar en hoe ze dat weggegeven hadden, maar dat is ook onnozel natuurlijk.

We hebben heel veel letters gekregen gedrukt op papier en gekaft in dikke plakken karton, die we nog eventjes op ’t kastje laten. Het vriest het vriest en alle gedachten blijven vrij en onder nul. Mijn mama weent dikke tranen om hoe het toch allemaal en mijn papa kookt wild zwijn met kruiden en vele uien. We lopen en lopen onze neuzen en onze voeten en onze handen kleuren roze en onze adem komt in wolkjes. De bomen zwijgen ervan, die kennen dat nu allemaal wel.

De mensen hebben bedacht dat er een man bij mij moet horen die mijn schouders wrijft en mijn lippen likt. Het baart ze grote zorgen. Of hij dan zwart haar moet hebben of blond en waar of hij zijn geld mee moet verdienen willen ze weten, want Jan heeft Roos en Pim heeft Nina en wie heb jij zo vragen ze. Ik zeg hij moet een trui hebben om te lenen en een schip om mee weg te varen. De rest scheelt me niks. Ze gapen naar me met hun aardappelkoppen en lachen en roepen ach je zult wel merken. Ze hangen chocola en vuur in de bomen en ik hoop dat ’t nog sneeuwen zal.

woensdag 10 december 2008

Bij gebrek aan eigen tekst...

... maar weer eens iets van een ander. Peter de Graef in dit geval.

Ga op een gewone ouwejaarsnacht maar ‘s…
Rij de stad uit tot waar je niemand meer hoort of ziet en kijk dan maar ’s naar de bomen op een gewone ouwejaarsnacht; kijk maar ’s of je ook maar iets van het hele idee ‘ nieuwjaar’ kan terugvinden in pakweg het bos…
.. Kijk maar ‘s of je, al is het maar één struikje of zo kan vinden dat stilletjes staat te ‘ Zeven! Zes! Vijf! Vier! Drie! Twee! Een!.... Ja!’?