"Mevrouw!"
Ik draaide me om en keek om te zien wie mij 'mevrouw' zou noemen. Ze waren met zijn tweeën en duidelijk in de war. De ene, het hoofd; groot en lomp en druk gebarend. De andere: het lijf; stil en languit op de weg.
Het hoofd sprak:
"Mevrouw er heeft zich iets voorgedaan
We dachten
Mevrouw!
Kunt u ons helpen
Het ligt hier zo levenloos
We hebben er niet goed aan gedaan
We hadden beter uit moeten kijken
Mevrouw de ijskraam daar op de hoek
Lachte naar ons mevrouw
Heeft u een zakdoek om het bloeden te stelpen?
Het lekt een beetje uit de ogen ziet u?
We hebben ons best gedaan mevrouw
Maar we hebben het uit de hand laten lopen en nu dreigt het ermee op te houden
De benen willen niet meer mevrouw
We hebben ons best gedaan
U of een ander dat is om het even maar we hebben een lange adem nodig
Een duwtje in de rug bij het fietsen
En zijwieltjes
Het is nog zo ver naar de brug
We worden al koud
En de wind mevrouw
Dus we hoopten
Het stuiptrekt en kirt mevrouw
Het piept om hulp
We wisten niet
We dachten
We dachten
We hadden niet moeten denken…
Mevrouw!"
Ik liet het hoofd roepen. Het was koud. Ik dacht nog: 'Ik had een jas aan moeten trekken'. Ik liet mijn lijf naar huis toe lopen.
zaterdag 22 maart 2008
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten