Hij is er nog steeds. Hij heeft de slaap in zijn ogen gewreven en zijn voeten hebben de aarde omwoeld, hij heeft de kaarsen uitgeblazen en de wijnfles ontkurkt, hij is er nog. De kamer is leeg: als in: zonder spullen en er zijn geen mensen hier. Hij heeft zichzelf iets beloofd maar is vergeten wat en nu wacht hij tot de morgen valt. Er waait een zachte lentelucht door de straten, de geur van de zee raakt het raam even aan. Er is sprake van een haven, een steiger en daarop zitten, morgen, misschien wel de hele dag, waistin’ time. Verplichtingen die er waren ontloopt hij, hij heeft ze verdrongen. Er is bovendien sprake van een gebroken hart, slecht gelijmd, helaas, twee componenten had de man bij de gamma nog zo gezegd maar er mist één component, al jaren, riep hij terug.
De jaren gaan zoals zij gingen, er is allengs geen onderscheid. Bloem maakt ons wijs dat het nog steeds novembert, maar hij weet goddomme wel beter, er is iets Groots en Meeslepends in aantocht, er komen zonne-uren aan die alle records gaan breken, de Warme Deken, de laatste troef die de goden in handen hebben, zal één dezer dagen dan inderdaad daadwerkelijk over de wereld heen gelegd worden en wij zullen onze laatste dagen in bed slijten, met onze voeten in elkaar verstrengeld en op vochtafstotende matrassen, maar waar moet al dat water dan toch heen vraagt hij zich af en durf niet meer te huilen.
vrijdag 7 november 2008
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten